e-Democracy, who dares?

Op uitnodiging van de Raad van Europa ben ik als gastspreker naar het Forum for the Future of Democracy geweest. Deze bijeenkomst vond van 15-17 Oktober 2008 plaats in Madrid. Deelnemers waren parlementariërs, wetenschappers, overheidsvertegenwoordigers en actievoerders, in totaal zo’n 400 personen afkomstig uit de 47 landen die lid zijn van de van de Raad. Onder het motto “e-Democracy, who dares?” kwamen allerlei thema’s aan de orde: e-democracy, e-voting, e-particpation, e-inclusion, etc. Het forum dient ter voorbereiding van een Aanbeveling van de Raad van Ministers over e-Democracy.

Ik was gevraagd de Nederlandse aanpak om burgerbetrokkenheid te vergroten met gebruikmaking van ICT uiteen te zetten. Dat is precies waar Burgerlink voor staat, dus kon ik deze kans benutten om Burgerlink voor het voetlicht te brengen. Mijn aftrap is dat het niet gaat om e-government, e-democracy, e-particpation, etc, maar eigenlijk om de e-citizen: de moderne staatsburger die weliswaar nog steeds leeft in de fysieke wereld, maar zich meer en meer ophoudt in de virtuele. Met het overal een “e” voor plakken moeten we overigens niet vergeten dat het niet gaat om het middel ICT, maar om het doel beter bestuur. Trouwens, het eerste gebod van de BurgerServiceCode is niet voor niets: multichannel, en dat ook nog eens naar keuze van de burger. De uitdaging is om overheden te helpen hun aanbod beter af te stemmen op de behoeften van burgers. De geïntegreerde manier waarop Burgerlink dat doet (namelijk door ervoor te pleiten kwaliteitsnormen, klanttevredenheid en burgerbetrokkenheid in een permanent proces met elkaar in verband brengen) sprak de deelnemers aan. Zo gaat Anders North van de Swedish Association of Local Authorities and Regions bekijken wat deze “Zweedse VNG” hiermee kan.

In dezelfde sessie als ik zat Monique Leyenaar, professor aan de Radboud Universiteit en lid van de Kiesraad. Zij betoogde dat veel (e)participatie initiatieven lijden aan zelfselectie, doordat de deelnemers zichzelf aanmelden. Zij vroeg aandacht voor een methode om dit soort vertekening tegen te gaan, namelijk door middel van steekproeven. Dit is toegepast bij zogeheten burgerjury’s die worden uitgenodigd beleid beoordelen, en ook het Burgerforum Kiesstelsel is op deze wijze samengesteld.

In de sessie over Regulatory Context kwamen vormen van regulering aan de orde. Eerder dit jaar in Londen had ik al de BurgerServiceCode gepresenteerd. Spanje heeft, net als bijvoorbeeld Estland, gekozen voor een wettelijke aanpak: per 31 december 2009 treedt de Law on Electronic Access to Public Administration in werking, die een aantal digitale rechten en plichten formuleert. Omdat het een wet is, zijn die eisen dwingender, maar tegelijk wel minder vergaand dan een gedragscode waarvoor Nederland heeft gekozen. Op mijn vraag naar de haalbaarheid in relatie tot de afdwingbaarheid had men geen overtuigend antwoord. Het in Nederland uitgevoerde onderzoek naar de juridische context van de BurgerServiceCode wil CAHDE (het Comité Ad Hoc sur la Démocratie Electronique) in de discussie betrekken. Net al altijd vlogen de werkschriften weg, deze keer vooral de Franse en de Spaanse vertaling.

Het programma bevatte een zeer groot aantal presentaties maar zoals altijd waren de contacten in de wandelgangen minstens zo boeiend. Jeremy Millard van het Dansk technologisk Institut is bezig met een vergelijkende EU-studie naar e-particpatie en vraagt om commentaar op het concept. Zijn format is wellicht bruikbaar voor onze Nederlandse analyses en overzichten. Ook hij bevestigt dat in alle landen e-participatie nog in de kinderschoenen staat. De coordinator van PEP-net (Pan European eParticpation Network) Bengt Feil nodigt Burgerlink uit om als associate partner toe te treden, omdat hij Nederlandse inbreng mist. De Amerikaanse e-democracy goeroe Steven Clift is zeer geïnteresseerd in het Nederlandse Buurtlink-concept. Hij propageert namelijk het gebruik van internet voor sociale cohesie en burgerschap, in zijn woorden: “Internet not only for going global, but also for coming home”. Ook een initiatief als Wat StemtMijn Raad past binnen de door hem gesignaleerde trend “Scraping raw data from the internet for Web 2.0 reuse”. Mijn Facebook-vriend Chris Korakis is een blog gestart over de aanbeveling die de Raad van Europa opstelt over e-democracy.
Ten slotte met Valerie Frissen, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en deskundig op Web 2.0 ontwikkelingen, een pittige discussie gehad over het zelfreinigende vermogen van internet. Anders dan Andrew Keen in zijn boek De Apencultuur, is zij wel optimistisch over de mogelijkheid om lekenoordeel en deskundigenoordeel met elkaar te verbinden, al kan het best nog een tijd duren voordat de ‘wisdom of the crowd” echt superieur blijkt.

Het forum werd ouderwets afgesloten met een Verklaring waarin behalve de gebruikelijke plichtplegingen ook enkele zeer relevante constateringen worden gedaan: e-democracy is een aanvulling op het bestaande instrumentatrium met grote potenties, dat overheden daarom serieus moeten nemen. Conform de BurgerServiceCode moet men burgers steunen en middelen verschaffen. Veel initiatieven staan echter nog in de kinderschoenen. Daarom moet men rekening houden met opgedane ervaringen (bijvoorbeeld het leergeld dat is betaald met e-voting) en voorwaarden stellen aan het ontwerp van nieuwe vormen van participatie, zodat toegankelijkheid en degelijkheid van instrumenten zijn gewaarborgd.

Zie het in augustus 2009 door de Raad van Europa gepubliceerde conferentieverslag met verwijzingen naar de Nederlandse bijdrage (p. 126-127, 156).